Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


6 Binnenscheepvaart

6.1 Inleiding

Schepen die op de Nederlandse binnenwateren varen moeten voldoen aan de Binnenvaartwet. Deze wetgeving, die vernieuwd is in 2007 en ingevoerd in 2009, is gebaseerd op de richtlijnen en gesloten overeenkomsten binnen de EEG.

De Binnenvaartwet is een raam- of kaderwet waarbij uitvoeringsbesluiten en regelingen behoren (Bij de binnenvaart zijn dit onder andere het Binnenvaartbesluit en de Binnenvaartregeling).


Veel van de Nederlandse Wet- en regelgeving met betrekking tot de binnenvaart is gebaseerd op Europese Wet- en regelgeving. Een deel van deze Wet- en regelgeving is in z'n geheel overgenomen en een ander deel is verwerkt in de Nederlandse Wet- en regelgeving. Hieronder volgen de belangrijkste Europese richtlijnen en overeenkomsten met betrekking tot de binnenvaart die verwerkt of opgenomen zijn:

6.1.1 Belangrijke wijziging in de wet voor de Waterbouw

De vernieuwde wet is veel ruimer opgesteld. Hierdoor is veel meer materieel certificaatplichtig geworden. Dit geldt specifiek voor de categorie “drijvende werktuigen”. De wettelijke definitie van “drijvend werktuig” luidt als volgt: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals grind- of zandzuigers, baggermolens, hei-installaties, kranen en elevatoren. Deze definitie is in de wet opgenomen als bijzondere categorie zonder limitatieve beperkingen zoals lengte, waterverplaatsing e.d. Voor deze bijzondere categorie is het volgende van toepassing: alle drijvende werktuigen dienen voor 2019 gekeurd en gecertificeerd te zijn/worden. Alle drijvende werktuigen gebouwd na 1-7-2009 zijn reeds certificaatplichtig (Certificaat van Onderzoek) en dienen aan de nieuwe eisen en overgangsbepalingen te voldoen. Drijvende werktuigen van voor 1-7-2009 (waarvan de kiel is gelegd voor 30-12-2008) dienen per 31-12-2018 te zijn gecertificeerd. Deze laatste categorie drijvende werktuigen wordt aangeduid als “bestaande vloot”.
Verder wordt er in de Waterbouw veel gewerkt met drijvende werktuigen waarvan de samenstelling wijzigt gedurende de levensduur. Dit kan zijn doordat de installatie op een ponton wordt gewijzigd of bij gekoppelde pontons dat het samenstel van de pontons wordt gewijzigd. In al deze gevallen dient dit drijvend werktuig opnieuw gecertificeerd te worden (zie artikel 11 en 12 van de Binnenvaartwet).


6.2 Binnenvaartwet

6.2.1 Algemeen


De volledige titel van de Binnenvaartwet luidt ‘Wet van 13 september 2007, houdende bepalingen met betrekking tot de veilige vaart van schepen op binnenwateren’. De hoofdstukindeling geeft aan wat de Binnenvaartwet in hoofdzaak regelt.

hoofdstukomschrijving specificatie
1 Reikwijdte van de wet begripsbepalingen, zonering binnenwateren en toepassingsgebied
2 Toegang tot de markt
3 Regels aan boord certificaat van onderzoek, scheepsmeting, bemanning, vaarbewijs, vaarbevoegdheid en registratie van gegevens
4 Scheepsnummer en gegevensverstrekking
4a Financiering inzameling en verwijdering van olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen algemene bepalingen, afvalbeheerbijdrage, nationaal instituut en uitvoering van het verdrag
5. Handhaving toezicht en opsporing bestuurlijke boete
6. Overige bepalingen

In de wet wordt voor de toezichthoudende instantie nog de term Inspectie Verkeer en Waterstaat gebruikt wat tegenwoordig de Inspectie voor Leefomgeving en transport (ILT) is. Deze dienst valt onder het Ministerie van infrastructuur en Milieu (n.b. de laatstgenoemde dienst is op 1 januari 2012 ontstaan door samenvoeging van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) en de VROM-inspectie.


6.3 Binnenvaartbesluit

Hieronder volgt de hoofdstukindeling van het Binnenvaartbesluit. Via de omschrijving en specificatie van de hoofdstukindeling kan men zien welke onderwerpen er behandeld worden in het besluit.

hoofdstukomschrijving specificatie
1 Begripsbepalingen
2 Toegang tot de markt
3 Regels aan boord certificaat van onderzoek, bemanning, geneeskundig onderzoek
4 Scheepsnummer en gegevensverstrekking
4a Registratie van ontzegde vaarbevoegdheden en van ingevorderde en ongeldig verklaarde vaardocumenten het register, informatieverstrekking aan en uit het register, aanpassing van de opgeslagen informatie, nadere regeling
5. Overgangsbepalingen


6.4 Binnenvaartregeling

Hieronder volgt de indeling van de hoofdstukken en bijlagen van de Binnenvaartregeling. Via de omschrijving en specificatie van de indeling van de hoofdstukken en bijlagen kan men zien welke onderwerpen er behandeld worden in de regeling.

hoofdstukomschrijving specificatie
1 Algemene bepalingen begripsbepalingen, binnenwateren, algemene bepalingen m.b.t. documenten, voorschriften voor de Rijn met inbegrip van de Waal en Lek, de commissie van deskundigen en technische commissie, Rijnvaartverklaring, doorwerking toekomstige wijzigingen van Europese richtlijnen
2 Eisen aan ondernemers en bemanningsleden bewijs vakbekwaamheid voor ondernemers in de binnenvaart, bekwaamheidseisen voor bemanningsleden
3 Technische voorschriften begripsbepalingen, technische eisen voor schepen op de zones 2, 3 en 4, technische eisen voor schepen op de zone R, certificaten en uniek Europees scheepsidentificatienummer, het onderzoek van schepen voor het certificaat van onderzoek, erkenning van documenten van deugdelijkheid, erkenning van keuringsinstanties
4 Meetbrief algemeen, aanvraag van de meting en de voorwaarden waaronder de meting plaatsheeft, meting, hermeting, meetbrief, ijkschalen, ijkplaten en ijkmerken
5 Vaartijden en bemanningssterkte inleidende bepalingen, vaartijden en rusttijden, bemanningssterkte, controlemiddelen, vrijstellingen
6 Geneeskundig onderzoek
7 Vaarbewijzen, radarpatenten en ICC's vaarbewijzen en vrijstellingen, erkenningen, radarpatenten, examens, vervanging en afgifte van duplicaten van vaarbewijzen, gegevensverstrekking, ICC's
8 Overige documenten
9 Registratie en statistiek
10 Toezicht en handhaving
11 Bestuurlijke boete
12 Overgangsbepalingen en wijzigingen in andere regelingen overgangsbepalingen, wijzigingen in andere regelingen
13 Slotbepalingen

Bijlagen bij de Binnenvaartregeling

nr. bijlage omschrijving details
1.1 Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 als bedoeld in art. 1.6 - 1ste lid
1.2 Patentreglement Rijnals bedoeld in artikel 1.9 waaronder Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp)
1.3 - vervallen
1.4 Voorschriften met betrekking tot typegoedkeuring en installatie tachografen Rijnvaart als bedoeld in artikel 1.8
1.5 tm 1.8 - vervallen
1.9 Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp) als bedoeld in art. 1.9
1.10 Minimumeisen aan Inland ECDIS app. in de informatiemodus en daarmee vergelijkbare visualiseringssystemen bij gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen
2.1 Model bewijsstuk historische vakbekwaamheid als bedoeld in art. 2.4 - 2de lid
3.1 Aanvullende voorschriften voor passagiersschepen op zone 2 als bedoeld in art. 3.3
3.2 t/m 3.9 Technische eisen voor specifieke type schepen als bedoeld in art. 3.4 onderdeel a t/m h
3.10 Model van het certificaat van onderzoek voor bunkerstations als bedoeld in art. 3.9 - 6de lid
3.11 Pakketten van scheepstypen als bedoeld in art. 3.26
4.1 Metingsvoorschriften als bedoeld in de artikelen 4.9 en 4.12
5.1 t/m 5.6 Minimumbemanning voor verschillende typen schepen als bedoeld in art. 5.6 - 4de lid
5.7 Minimumbemanning sleepboten en sleepboten die havendiensten verrichten als bedoeld in art. 5.6 - 5de lid
5.8 Minimumbemanning snelle veerponton als bedoeld in art. 5.6 - 6de lid
6.1 Keuringsaanwijzingen en keuringseisen (medisch) als bedoeld in art. 6.4 - 1ste lid
6.2 Geneeskundige verklaring binnenvaart als bedoeld in art. 6.5 - 1ste lid
6.3 Modelverklaring van medische ongeschiktheid als bedoeld in art. 6.6 - 1ste lid
6.4 Model eigen verklaring als bedoeld in art. 6.9
7.1 Erkende vaarbewijzen en met groot pleziervaartbewijs gelijkgestelde vaarbewijzen als bedoeld in art 7.11 en 7.8 - 1ste lid
7.2 Erkende bewijzen van vaarbekwaamheid, diploma’s en opleidingen, die dispensatie geven van het onderzoek naar kennis en bekwaamheid om een schip te voeren als bedoeld in art. 7.12
7.3 Modellen vaarbewijzen als bedoeld in art. 7.3
7.4 Modellen vrijstellingsbewijzen als bedoelt in art. 7.6 - 1ste lid, 7.8 - 1ste lid en 7.9 - 1ste lid
7.5 Model-ICC voor operators van pleziervaartuigen als bedoeld in art. 7.1
8.1 Model Rijnvaartverklaring als bedoeld in art. 8.2 - 1ste lid
8.2 Model Rijnvaartverklaring voor de exploitant als bedoeld in art. 8.2 - 2de lid
8.3 Model bewijs van toelating als bedoeld in art. 8.3
11.1 Boetes bij handhaving als bedoeld in art. 11.1



6.5 Belangrijke punten uit genoemde wetgeving

In de onderstaande tabel staan de belangrijkste punten uit genoemde wetgeving.
In de aangegeven paragrafen wordt toelichting gegeven op deze punten.


6.5.1 Waar is de Binnenvaartwetgeving van toepassing

Toepassingsgebied van de Binnenvaartwet

Algemeen
De Binnenvaartwet is van toepassing op de binnenwateren (zie artikel 3 van de Wet).

Specificatie van de binnenwateren in Nederland
In artikel 1.2 van de Binnenvaartregeling worden de binnenwateren in Nederland gespecificeerd.

Zonering binnenwateren
Algemeen
De binnenwateren zijn onderverdeeld in zones. De eisen die gesteld worden aan de binnenvaartschepen, bemanning etc. kan verschillen per zone. De zones worden in Europa per land vastgesteld bij ministeriële regeling (zie artikel 2 van de Wet)

Specificatie van de zonering binnenwateren
In artikel 1.3 van de Binnenvaartregeling wordt de zonering van de binnenwateren gespecificeerd.


6.5.2 Welke binnenvaartschepen (schepen en drijvende werktuigen) vallen onder deze wet

6.5.2.1 Begrippen

In de Binnenvaartwet wordt onder artikel 1 lid 1 de definitie gegeven van schepen, binnenvaart- en zeeschepen.

Volgens genoemd artikel verstaat men onder het begrip schip het volgende:

  • zeeschip of binnenschip

Volgens genoemd artikel verstaat men onder het begrip binnenschip het volgende:

  • 1°. vaartuig dat is bestemd voor de vaart op de binnenwateren of op dienovereenkomstige buitenlandse wateren;
  • 2°. drijvend werktuig.

Verder wordt in hetzelfde artikel ook aangegeven wat men onder een drijvend werktuig verstaat, zie hieronder:

  • drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals grind- of zandzuigers, baggermolens, hei-installaties, kranen en elevatoren.

Volgens genoemd artikel verstaat men onder het begrip zeeschip het volgende:

  • schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor de vaart op zee.

6.5.2.2 Specificaties

Op een aantal plaatsen in de wet en regelgeving wordt aangegeven op welke binnenvaartuigen bepaalde artikelen van toepassing zijn. Dit zijn onder andere:

A- Binnenvaartbesluit Hoofdstuk 2. “Toegang tot de markt”
In hoofdstuk 2 “ Toegang tot de markt” van het Binnenvaartbesluit onder artikel 2 lid 3 wordt gesproken over schepen met een lengte ≥ 20mtr of waarvoor het product van lengte, breedte en diepgang ten minste 100m3 bedraagt.

B- Binnenvaartbesluit Hoofdstuk 3. “Regels aan boord”
In hoofdstuk 3 “Regels aan boord” staat in paragraaf 1 met de omschrijving “Certificaat van onderzoek” onder artikel 6 voor welke categorieën van binnenschepen een certificaat van onderzoek vereist is.
Een certificaat van onderzoek is vereist voor:

  1. binnenschepen met een lengte van ten minste 20mtr;
  2. binnenschepen waarvoor het product van lengte, breedte en diepgang ten minste 100m3 bedraagt;
  3. sleepboten, duwboten of sleepboten, tenzij:

    • ze niet onder criteria genoemd in de onderdelen 1 of 2 vallen,
    • ze blijkens een verklaring van Onze Minister uitsluitend worden gebruikt als pleziervaartuig, en
    • ze overeenkomstig de voorwaarden gesteld op die verklaring worden gebruikt;
  4. passagiersschepen;
  5. veerponten die bestemd of worden gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanningsleden;
  6. veerboten;
  7. drijvende werktuigen;
  8. binnenschepen die gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen vervoeren;
  9. binnenschepen die krachtens het Binnenvaartpolitiereglement of het Rijnvaartpolitiereglement 1995 zijn toegelaten tot het ligplaats nemen langszijde van een binnenschip als bedoeld in onderdeel 8; of
  10. samenstellen van hecht aan elkaar verbonden schepen met een gezamenlijke afmeting als bedoeld in onderdeel 1 of 2;
  11. bunkerstations met een afmeting als bedoeld in de onderdelen 1 of 2.

C- Binnenvaartregeling
In de Binnenvaartregeling staat in artikel 1.02 “Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995” (RosR 1995) het volgende:

  1. Dit reglement is van toepassing op:

    • a. schepen met een lengte van 20m of meer;
    • b. schepen waarvan het volume, berekend uit het product L x B x T, 100m3 of meer bedraagt.
  2. Ongeacht het in het eerste lid bepaalde is dit reglement van toepassing op alle:

    • a. sleep- en duwboten die zijn bestemd om de in het eerste lid bedoelde schepen of drijvende werktuigen te slepen, te duwen of langszijde gekoppeld mede te vervoeren;
    • b. schepen die beschikken over een certificaat van goedkeuring als bedoeld in het ADNR;
    • c. passagiersschepen;
    • d. drijvende werktuigen.
  3. Dit reglement is niet van toepassing op veerponten als bedoeld in het Rijnvaartpolitiereglement.

6.5.2.3 Belangrijk voor de Waterbouw

In verband met het beantwoorden van de vraag welke binnenvaartschepen onder deze wet vallen zijn de volgende feiten m.b.t. het “certificaat van onderzoek” voor de Waterbouw belangrijk:

Drijvende werktuigen
Voor de Waterbouw is het item “drijvende werktuigen” van belang. De drijvende werktuigen zijn in de Binnenvaartwet zoals aangegeven opgenomen als een bijzondere categorie binnenvaartschepen zonder limitatieve beperkingen zoals lengte, waterverplaatsing en dergelijke.

Samenstel van pontons
Samenstellen van pontons komen in de Waterbouw veel voor. Uit bovenstaande blijkt dat de hele kleine samenstellen van pontons geen “certificaat van onderzoek” vereisen (zie hierboven onder B-10). Zodra er echter installaties op komen en het een drijvend werktuig wordt dan is alsnog een “ certificaat van onderzoek” vereist.

Zie verder in dit verband de opmerking onder paragraaf 6.1.1 “ Belangrijke wijziging in de wet voor de Waterbouw”

6.5.3 Eisen aan een binnenvaartschip

6.5.3.1 Begrippen

In de Binnenvaartwet wordt onder artikel 1 lid 1 de volgende definitie gegeven m.b.t. diepgang:

Diepgang
Verticale afstand van het laagste punt van de scheepsromp aan de onderkant van de bodembeplating of van de kiel tot het vlak van de grootste inzinking van de scheepsromp in meters.

6.5.3.2 documenten

Certificaat van onderzoek
Algemeen
Aan boord van een binnenschip dient men te beschikken over een “certificaat van onderzoek”. De regels voor het verkrijgen en behouden van dit certificaat zijn vastgelegd in paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartwet.

Voor welke schepen is een certificaat van onderzoek vereist, wat zijn de uitzonderingen en vergelijkbare certificaten
In paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van het Binnenvaartbesluit wordt aangegeven voor welke Binnenvaartschepen een certificaat van onderzoek vereist is, wat mogelijke uitzonderingen zijn en welke certificaten binnen de EG hiermee vergelijkbaar zijn (het zogenaamde communautair binnenvaartcertificaat).

Technische voorschriften

  • In paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling]] zijn de technische eisen vastgelegd voor schepen op de zones 2, 3 en 4. (N.B. Nederland heeft geen binnenwateren die onder zone 1 vallen)
  • In paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling zijn de technische eisen vastgelegd voor schepen op de zone R. Hierin wordt aangegeven dat deze schepen moeten voldoen aan de voorschriften voor de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek (RosR 95) zie item hieronder. Er wordt echter in paragraaf 3 ook aangegeven dat ook het volgende certificaat voldoet:
    Een communautair certificaat bedoeld in bijlage II van richtlijn 2006/87/EG dat is afgegeven na 30 december 2008.

Voorschriften voor de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek
In artikel 1.6 van de Binnenvaartregeling is aangegeven dat voor de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek het Reglement onderzoek schepen op de Rijn (RosR 95) van toepassing is. N.B. In artikel 1.14 t/m 1.18 van de Binnenvaartregeling worden aanvullingen genoemd op bovenstaande m.b.t. het deel van de Rijn in Nederland.

Afgifte certificaten
In paragraaf 4 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling worden zaken m.b.t. de afgifte van een “certificaat van onderzoek” behandeld.

Het onderzoek van schepen voor het certificaat van onderzoek
In paragraaf 5 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling zijn voorwaarden vastgelegd m.b.t. genoemd onderzoek.
N.B. Met betrekking tot het certificaat van onderzoek is de opmerking onder paragraaf 6.1.1 “Belangrijke wijziging in de wet voor de Waterbouw” van belang.

Erkenning van documenten van deugdelijkheid
In paragraaf 6 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling wordt informatie gegeven m.b.t. erkenning van documenten van deugdelijkheid. N.B. Het gaat hierbij onder andere over erkenning van documenten uit andere landen voor de vergelijkbare documenten als die van het “certificaat van Onderzoek”

Erkenning van keuringsinstanties
In paragraaf 7 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartregeling wordt informatie gegeven m.b.t. erkenning van keuringsinstanties.

Scheepsmeting en meetbrief

Wanneer is een meetbrief voor een binnenvaartschip verplicht?
De verplichting voor een meetbrief is in Nederland gekoppeld aan de verplichting tot het teboekstellen van het schip.
In een schrijven van de Inspectie Leefomgeving en Transport wordt aangegeven voor welke binnenvaartschepen een meetbrief verplicht is.
Volgens bovengenoemd schrijven is dit voor:

  • vervoer van lading bij een laadvermogen van 20 ton of meer;
  • vervoer zonder lading bij een verschil tussen ledige en maximale waterverplaatsing van 10m³ of meer (het verschil is de som van het aantal passagiers en/of de voorraden aan boord, zoals brandstof, water en equipment);
  • een zeeschip dat een certificaat van onderzoek heeft voor het varen met een grotere diepgang op de binnenwateren dan op zee of de kustwateren.

Bij twijfel over de verplaatsing of het tonnage kan een scheepsmeter van de ILT vaststellen of een vaartuig wel of niet aan de criteria voldoet.

Scheepsmeting
De meting van binnenschepen heeft ten doel de verplaatsing vast te stellen en indien nodig een deel van de verplaatsing vast te stellen in samenhang met de inzinking. Waar van toepassing het mogelijk maken om het gewicht van de lading volgens inzinking te bepalen en de maximum toelaatbare waterverplaatsing en de waterverplaatsing in lege toestand te bepalen.
In hoofdstuk 3 paragraaf 2 van de Binnenvaartwet wordt de scheepsmeting behandeld. Via de scheepsmeting wordt de afgifte van een meetbrief geregeld.

Meetbrief
In de meetbrief worden de gemeten waarden van de scheepsmeting opgetekend en vastgelegd. In hoofdstuk 4 van de Binnenvaartregeling worden alle zaken m.b.t. de meetbrief behandeld.

Deze paragraaf is van toepassing op:

  • een binnenschip
  • een zeeschip waarmee, op grond van een certificaat van onderzoek, op de binnenwateren met grotere diepgang mag worden gevaren dan op zee of in de kustwateren.

Scheepsidentificatienummer
De minister kent aan een binnenschip dat te boek is gesteld en waarvoor een certificaat van onderzoek is afgegeven een scheepsnummer toe. Zie voor verdere informatie en bepalingen m.b.t. het scheepsnummer hoofdstuk 4 van de Binnenvaartwet en hoofdstuk 4 van het Binnenvaartbesluit. In artikel 3.13 van de Binnenvaartregeling wordt aanvullende informatie gegeven m.b.t. het scheepsidentificatienummer.

Algemene bepalingen m.b.t. documenten
In hoofdstuk 1 paragraaf 3 van de Binnenvaartregeling wordt aanvullende informatie gegeven over wie bepaalde documenten mag afgeven, op welke schepen/werktuigen men niet verplicht is de documenten aan boord te bewaren met de bepalingen waar in dat geval aan voldaan moet worden.

6.5.3.3 Bemanning

vaartijden, bemanningssterkte en uitrustingsstukken
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van schepen met betrekking tot de vaartijden en bemanningssterkte, de uitrustingsstukken van binnenschepen en de hiermee verband houdende eisen. Zie verder paragraaf 6.5.5.2 hieronder.

Geneeskundige verklaring
In artikel 23 van de Binnenvaartwet wordt specifiek aangehaald dat het voor een gezagsvoerder of een werkgever verboden is om een schip te gebruiken met een bemanningslid dat niet over een geldige geneeskundige verklaring beschikt. Zie verder paragraaf 6.5.5.4 hieronder.


6.5.4 Eisen aan een ondernemer in de Binnenvaart

6.5.4.1 Begrippen

Om de Binnenvaartwet m.b.t. ondernemerschap goed te kunnen interpreteren zijn de volgende begrippen belangrijk (ref art. 1 van de Binnenvaartwet):

Werkgever

  • 1°. degene jegens wie de gezagvoerder krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die gezagvoerder aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
  • 2°. degene aan wie de gezagvoerder ter beschikking is gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°; of
  • 3. degene die zonder werkgever als bedoeld onder 1° of 2° te zijn, de gezagvoerder onder zijn gezag arbeid doet verrichten.

Onderneming
Rechtspersoon, vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschappij dan wel natuurlijk persoon, die zich bezig houdt met bedrijfsmatig vervoer.

Bedrijfsmatig vervoer
In de Binnenvaartwet wordt onder artikel 1 lid 1 de volgende definitie gegeven:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder bedrijfsmatig vervoer

  • 1°. vervoer in de uitoefening van een bedrijf of beroep;
  • 2°. vervoer van goederen, uitsluitend bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming; of
  • 3°. slepen en duwen van schepen met sleep-, duw- en sleepduwboten.

eigenaar van een binnenschip
Degene die het binnenschip in gebruik heeft, niet zijnde een reis- of tijdbevrachter.

vervoer

  • 1°. aanbieden van schepen voor het vervoeren van goederen en personen;
  • 2°. laden en lossen van goederen;
  • 3°. in- en ontschepen van personen; of
  • 4°. opslaan van goederen in schepen.

6.5.4.2 Toegang tot de markt

Voor het vervoer van goederen of personen dient de onderneming of degene die een onderneming drijft te beschikken over de juiste documenten. In de Binnenvaartwet en het Binnenvaartbesluit is vastgelegd welke documenten dit zijn zie Binnenvaartwet hoofdstuk 2 en Binnenvaartbesluit hoofdstuk 2

Bewijs vakbekwaamheid voor ondernemers in de binnenvaart
In hoofdstuk 2 paragraaf 1 van de Binnenvaartregeling zijn de zaken vastgelegd m.b.t. het bewijs van vakbekwaamheid voor ondernemers in de binnenvaart.

6.5.4.3 Gegevensverstrekking

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden m.b.t. registratie en verstrekking van gegevens zie hiervoor paragraaf 2 van hoofdstuk 4 van de Binnenvaartwet, hoofdstuk 4 van het Binnenvaartbesluit en hoofdstuk 9 van de Binnenvaartregeling.

6.5.4.4 Financiering inzameling en verdere verwijdering van olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen

De wet- en regelgeving omtrent de financiering inzameling en verdere verwijdering van olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen is vastgelegd in hoofdstuk 4a van de Binnenvaartwet.

6.5.4.5 zaken m.b.t. bemanning

Zie informatie onder paragraaf 6.5.5 hieronder.

6.5.4.6 verantwoordelijkheden van eigenaar en/of werkgever

Voorschriften voor de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek
In artikel 1.7 van de Binnenvaartregeling is aangegeven wat de verantwoordelijkheden zijn van de eigenaar en/of werkgever die een Binnenvaartschip exploiteren dat zich bevindt op de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek.


6.5.5 Eisen aan de bemanning van een binnenvaartschip

6.5.5.1 Begrippen

In de Binnenvaartwet wordt onder artikel 1 lid 1 de volgende definitie gegeven m.b.t. bemanning:

gezagvoerder
Degene die het gezag voert over een schip.

bemanningslid
Ieder die zich als schipper, stuurman, machinist, volmatroos, matroos-motordrijver, matroos, lichtmatroos, lid van het veiligheidspersoneel of deksman aan boord van een schip bevindt.

dekbemanning
De bemanning met uitzondering van de machinisten.

6.5.5.2 vaartijden, bemanningssterkte en uitrustingsstukken

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van schepen met betrekking tot de vaartijden en bemanningssterkte, de uitrustingsstukken van binnenschepen en de hiermee verband houdende eisen. Zie verder paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de Binnenvaartwet. De categorieën schepen zoals hierboven aangegeven worden gespecificeerd in het Binnenvaartbesluit in hoofdstuk 3 onder paragraaf 2 "bemanning".

In het belang van de veiligheid van de vaart kan de hierboven genoemde regeling aanvullende regels bevatten inzake:

  • a- de vaartijden van schepen;
  • b- de samenstelling van de minimumbemanning van in die regeling aan te wijzen soorten schepen en categoriën daarvan en bij te onderscheiden explotatiebewijzen, alsmede aan de bemanningsleden te stellen eisen;
  • c- eisen aan de deskundigheid van bemanningsleden, waaronder begrepen opleiding en ervaring;
  • d- de rusttijden van de bemanningsleden.

Zaken m.b.t. bemanningssterkte worden behandeld in paragraaf 3 t/m 5 van hoofdstuk 5 van de Binnenvaartregeling. Verder worden de vaar- en rusttijden behandeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Binnenvaartregeling.

6.5.5.3 Bekwaamheidseisen voor bemanningsleden

In hoofdstuk 2 paragraaf 2 van de Binnenvaartregeling zijn de zaken vastgelegd m.b.t. bekwaamheidseisen voor bemanningsleden in de binnenvaart.

6.5.5.4 Documenten bemanning

Vaarbewijs

Welk Vaarbewijs is vereist
In het Binnenvaartbesluit wordt in het Binnenvaartbesluit hoofdstuk 3 onder paragraaf 3 gespecificeerd welk Vaarbewijs vereist is aan boord van een specifiek Binnenschip. In dezelfde paragraaf worden ook mogelijke vrijstellingen/uitzonderingen aangegeven. Details m.b.t. Vaarbewijzen, radarpatenten en ICC's worden behandeld in hoofdstuk 7 van de Binnenvaartregeling.

Afgifte Vaarbewijs
In paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van het Binnenvaartbesluit zijn zaken vastgelegd m.b.t. de afgifte van een vaarbewijs aan de gezagvoerder.

Geneeskundige verklaring
In artikel 23 van de Binnenvaartwet wordt specifiek aangehaald dat het voor een gezagsvoerder of een werkgever verboden is om een schip te gebruiken met een bemanningslid dat niet over een geldige geneeskundige verklaring beschikt. Bij de aanvraag tot afgifte van een vaarbewijs dient een geneeskundige verklaring te worden afgelegd. De regels m.b.t. de afgifte van een geneeskundige verklaring en het geneeskundig onderzoek dat daarmee samenhangt worden behandeld in het Binnenvaartbesluit hoofdstuk 3 paragraaf 4.
In hoofdstuk 6 van de Binnenvaartregeling worden de verschillende aspecten m.b.t. het geneeskundige onderzoek behandeld.

6.5.5.5 Voorschriften voor de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek

Verantwoordelijkheden
In artikel 1.7 van de Binnenvaartregeling is aangegeven wat de verantwoordelijkheden zijn van de gezagvoerder en de bemanning die werkzaam zijn op een Binnenvaartschip dat zich bevindt op de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek.

Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp)
Voor de Rijn met inbegrip van de Waal en de Lek is het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp) van toepassing. Voor het deel in Nederland worden in artikel 1.9 t/m 1.18 van de Binnenvaartregeling aanvullingen gegeven op bovenstaande.


6.5.6 Vaar- en rusttijden m.b.t. de binnenvaart

Zie voor dit onderwerp paragraaf 6.5.5.2 “vaartijden, bemanningssterkte en uitrustingsstukken” hierboven.



Verwijzingen

waterbouw/vgm_handboek_1_6.txt · Laatst gewijzigd: 2019/05/22 10:06 door assist